Kabeljauw (Gadus morhua)

Al eeuwen lang één van de meest beviste vissoorten die nog steeds hoog op het wensenlijstje staat van de meeste sportvissers die naar Noorwegen, IJsland en Denemarken trekken. Bij ons gaat deze wens zeker in vervulling. De kabeljauw is in het naseizoen en winter (voor ze paaien) op zijn best en kan anderhalve meter worden maar 80 cm is tegenwoordig wel het gemiddelde.

De vis die bonkende hengeltoppen veroorzaakt zodra ze deze lengte benaderen of overstijgen. Niet echt een snelle vis maar wel een sterke vis met een hele grote mond. De kabeljauw voedt zich voornamelijk met krabbetjes, garnalen en vissen. De kleur van de vis verraadt vaak wat er op het menu stond. 

De nog niet gepaaide Kabeljauw noemen we Gul die in gekruide brokken gefrituurd als Kibbeling bekent staat. Gedroogde kabeljauw wordt ook stokvis genoemd en Skrei is de naam die hij krijgt in de periode tussen december en april wanneer hij vanuit de Barentszzee naar het noordwesten van Noorwegen migreert om te paaien. De naam Skrei is afgeleid van het Vikingwoord skrida, dat zoiets als ”reizen” betekent.

Kabeljauw komen we op onze beide locaties tegen en op beide locaties in grote hoeveelheden.